Trunks

Trunks

U bevindt zich hier:
Geschatte leestijd: 5 min.

Trunks

Trunks zorgen voor de afhandeling van de telefoonlijnen naar uw provider. In het trunk-menu geeft u aan welke nummerformaten en protocollen er gebruikt worden van en naar uw provider. Zorg ervoor dat u alle instellingen en details van uw SIP-provider heeft om de configuratie van uw trunk(s) eenvoudig te kunnen instellen.

Tab Algemeen

Communicatie/trunks/052

  • Naam: tekstveld gebruikt als referentie in de PBX. Toegestaan zijn aA-ZZ, o-9 _ en –
  • IP-adres/hostnaam: de hostnaam of SIP-proxy van uw SIP-provider
  • Trunktype:
    • Extern (default): dit is waar externe gesprekken vandaan komen en naartoe kunnen worden gestuurd. Hierbij worden ook de juiste beveiligingsmaatregelen ingesteld om misbruik te voorkomen.
    • Intern: gebruik deze instelling om meerdere PBX-en of GSM-boxen aan elkaar te knopen. Deze instellingen betekent dat interne nummers en diensten direct benaderd kunnen worden.
  • Poort: de TCP/UDP-poort om mee te communiceren. Standaardwaarde is 5060
  • Authenticatie: Hoe de verificatie van uw PBX werkt:
    • Geen: uw provider gebruikt uw IP-adres voor verificatie of helemaal niets.
    • Wachtwoord (default): de velden gebruikersnaam en wachtwoord kunnen worden ingevoerd of gewijzigd.
  • Eigen gebruikersnaam: de gebruikersnaam die de SIP-provider verstrekt heeft.
  • Ons wachtwoord: het wachtwoord horend bij de gebruikersnaam
  • Peer authenticatie: hiermee geeft u aan hoe u wilt dat uw SIP-provider of een andere PBX zich aanmeldt op uw PBX.
    • IP (default): het IP-adres van de hostnaam (zoals u hierboven had aangegeven) of een range van IP-adressen van de provider wordt geaccepteerd. We bevelen aan dat u uw PBX dicht zet met de ingebouwde firewall en het Intrusion detection systeem (IDS).
    • Wachtwoord: vereis gebruikersnaam/wachtwoord van de provider, andere PBX, GSM Box etc.
  • Adres peers: Het IP-adres van de SIP trunk provider (proxy/sbc). Indien meerdere, dan scheiden met een komma. Dit is een verplicht veld indien het veld Peer authenticatie op IP staat.
  • Peer’s gebruikersnaam: de gebruikersnaam. Alleen in te vullen als u “peer authenticatie” op Wachtwoord heeft ingesteld.
  • Wachtwoord van peer: het wachtwoord dat hoort bij de gebruikersnaam.
  • SIP-transport: Het (layer 2) protocol dat zal worden gebruikt met de peer. Standaard staat deze op UDP omdat dit het meest efficiënt is voor VOIP. De andere waarde is TCP.
  • Fall back trunk: als u meerdere SIP of ISDN trunks heeft, kunt u die hier aangeven voor het geval deze trunk niet werkt. De eindgebruiker merkt hier niets van. Dit is een gangbare oplossing bij standalones en/of waar ISDN beschikbaar is.
  • Proxy uitgaand: een optioneel op te geven outbound proxy voor de SIP trunk. Hostnaam of IPv4/IPv6 adres, met eventueel poort (bv. ‘sip.example.org’, ‘192.168.1.1’, ‘sip.example.org:5070’, ‘1234:5678::1000’, ‘[1234:5678::1000]:5070’).

Tab Register (Registreer)

Het is gebruikelijk om uw PBX met SIP te registreren bij uw provider. Het wordt gebruikt om uw SIP Provider te laten weten met welk IP-adres en servicepoort uw PBX te bereiken is voor inkomend verkeer. Het heeft niets te maken met de daadwerkelijke authenticatie, ondanks dat vaak dezelfde accountnaam en wachtwoord worden gebruikt. De PBX accepteert uitzonderingen op de regels. We raden aan om te beginnen met de defaults, tenzij uw SIP Provider uitdrukkelijk andere instructies heeft gegeven.

Communicatie/trunks/053

  • Registreer: Klik op de schakelaar om te activeren.
  • Hernieuw registratie: tijd in seconden om de registratie te hernieuwen. 600 seconden is een goede standaard. Als u meer dan 1 SIP trunk heeft gedefinieerd, zal elke trunk dezelfde hernieuw-tijd hebben als u bij de eerste SIP trunk opgeeft.
  • Gebruikersnaam voor registratie: standaard is deze hetzelfde als de gebruikersnaam in de tab Algemeen. Verander deze alleen als uw SIP Provider dit aangeeft.
  • Authenticatie gebruiker: Het is toegestaan om een aparte gebruikersnaam te laten registreren voor de authenticatie, maar dit wordt zelden gedaan. Doe dit alleen als uw SIP-provider dit aangeeft.
  • Registratie domein: standaard hetzelfde als het IP-adres/hostnaam in de tab Algemeen, tenzij uw SIP-provider anders aangeeft.
  • Registratie host: een hostnaam of Ipv4/IPv6 adres met eventueel een poortnummer. Alleen te wijzigen indien uw SIP-Provider dit aangeeft.
  • Lokale DID: Sommige SIP-Providers vragen om het telefoonnummer bij de SIP-registratie. Het nummer dat u kunt gebruiken, wordt gebaseerd op hetgeen is ingevoerd in het Belplan Inkomend, dus die zult u eerst moeten hebben aangemaakt. Dit veld wordt soms gebruikt door SIP-Providers die zich op de consumentenmarkt richten maar zelden door B2B Providers. Gebruik dit veld alleen als u daartoe instructies hebt gekregen.

Tab Additioneel

Overige instellingen voor de SIP-communicatie met de SIP-Provider.

Communicatie/trunks/054

  • Nummerweergave-doorgave: hier geeft u aan welke methode moet worden gebruikt: Nummerweergave of anoniem.
    • None: de SIP “Van:” header wordt gebruikt door uw SIP-Provider. Dit is de standaardinstelling die werkt bij de meeste SIP-Providers.
    • P-Preferred-Identity: de tweede meest gebruikte methode voor het sturen van CLIP/CLIR-informatie.
    • Remote-Party-Id: een oude methode die alleen nog gebruikt wordt voor oude systemen.
    • Both: gebruik P-Preferred-Identity en Remote-Party-Id. Het gebruik van “Van:” is altijd mogelijk, ongeacht de gekozen methode.
  • Van gebruiker: hier kiest u de waarde die in de SIP “Van:”-header moet komen. Gebruik de standaardwaarde “Caller-ID” tenzij u instructies heeft gekregen om iets anders te gebruiken.
    • Caller-ID: (=default) gebruik het nummer dat ingesteld is bij “eigen gebruikersnaam” op tab Algemeen, of bij IP-telefoon of Gebruiker. Of uw SIP-Provider stelt het voor u in.
    • Anoniem: forceert altijd anoniem. Het kan zijn dat uw SIP-Provider dit weigert, wat erin resulteert dat u niet kunt bellen. Gebruik dus alleen als uw SIP-Provider heeft bevestigd dat het kan. Er zijn andere manieren om in te stellen dat er anoniem gebeld wordt door gebruikers: zie Uitgaand, Telefoons of gebruikersinstellingen.
    • Aangepast: vul in naar eigen wens. Dit kán ertoe leiden dat u niet meer kunt bellen. Vraag uw SIP-Provider of dit nodig is, meestal is dit niet het geval.
  • NAT-ondersteuning: voeg extra NAT-informatie bij in de SIP-headers. Standaard staat deze schakelaar aan. Indien NAT niet gebruikt wordt, kan deze uitgezet worden.
  • Actief houden: zend SIP OPTIONS met regelmatige tussenpozen, om SIP end-points te monitoren en/of om een NAT-entry in de firewall open te houden.
    • Standaard: elke 60 seconden
    • 1, 10, 30: andere te kiezen waarden
    • Nee: zend geen SIP OPTIONS
  • reINVITE: Sta uitwisseling van SIP reINVITE toe met de SIP-Provider.. Slechts enkele providers ondersteunen deze optie. Het wordt gebruikt bij doorverbinden en bij T.38 fax sturen. Standaard staat de schakelaar uit. Als u last heeft van eenrichtings-audio, kunt u deze instellingen proberen.
  • Accountcode: hier kunt u een waarde opgeven, die in CDR data account veldcode wordt weg geschreven. Standaard wordt de gebruikersnaam van uw SIP account ingevuld.

Tab Nummerplan

Stel in hoe de uitgaande nummers naar uw SIP-Provider geformatteerd worden. De standaardwaarden werken bij de meeste SIP-providers.

Communicatie/trunks/055

  • Stuur genormaliseerd E.164 nummer: normalisatie volgens E.164 staat standaard AAN.
  • Prefix E.164 nummer met []: Welk voorvoegsel moet worden gebruik. Meest gebruikelijk is “00” of ”+” en soms niets.
  • Landcode: standaard leeg. Alleen nodig als uw SIP-provider een internationaal formaat vereist.
  • Kengetal: standaard leeg. Alleen nodig als u lokale nummers wilt bellen. In dat geval moet u het belplan aanpassen zodat het nummer dat u gebruikt voor lokale gesprekken herkend wordt.
  • Verwijder landcode van nummerweergave: wordt alleen gebruikt wanneer inkomende gesprekken binnenkomen via SIP en omgeleid worden via ISDN.
  • Verwijder kengetal van nummerweergave: wordt alleen gebruikt wanneer inkomende gesprekken binnenkomen via SIP en omgeleid worden via ISDN.
  • Willekeurige nummerweergave toestaan: Dit is een geavanceerde functie die slechts zelden gebruikt hoeft te worden. Standaard staat de schakelaar op UIT en we raden aan om dit zo te laten. Als u deze functie écht nodig heeft, zult u weten hoe het te gebruiken. Het kan problemen geven als deze functie AAN staat en de upstream provider gesprekken weigert vanwege een buitenlandse caller-id.
  • Standaard uitgaand nummer: het standaard uitgaande nummer dat wordt gebruikt, als deze niet in uitgaande trunk, telefoon of gebruiker opgegeven is.

Codecs

Verander hier alleen iets indien u weet wat u moet doen. Als hier instellingen niet goed staan, kan dit resulteren in slechte geluidskwaliteit en/of een zeer gelimiteerd aantal gelijktijdige gesprekken. Ook zal dan de PBX aan codec-vertaling doen; dit is een duur en CPU intensief proces dat de performance van uw systeem negatief zal beïnvloeden.

Wees voorzichtig en verifieer dat uw systeem niet trans codeert.

Communicatie/trunks/056

De standaardwaarden werken vrijwel altijd indien de Axeos software in Europa gebruikt wordt. Wij adviseren u hier geen veranderingen aan te brengen.

g729 codec support is beëindigd met Axeos versie 4.0. Als u deze codec gebruikt in een versie 3.x PBX, wees u er dan van bewust dat deze codec niet langer werkt als u naar 4.0 upgradet.

Was dit artikel nuttig?
Nee